Lodewijk De Vocht

Componist - Dirigent - Pedagoog

Lodewijk De Vocht (1887 – 1977) was een van die onvergetelijke figuren uit het Antwerpse muziekleven van de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij zette mee de toon als componist, dirigent en pedagoog.
De Vocht had een uitgesproken affiniteit met de vocale muziek. Om zijn uitzonderlijke knapenstem nam Emiel Wambach hem op in het koor van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Daar werd de basis gelegd voor zijn fascinatie voor de expressieve kracht van de menselijke stem. Ongetwijfeld verwierf hij de grootste bekendheid met zijn gemengd koor Chorale Caecilia, waarmee hij, ook internationaal, grote ogen gooide. De Vocht was erg verknocht aan zijn koor en dirigeerde het meer dan vijftig jaar. Simultaan inspireerde zijn Chorale hem tot virtuoze en originele koorcomposities.

In zijn repertoire neemt de vocale, religieuze muziek de belangrijkste plaats in. Zelfs zijn profane, vaak virtuoze, vocale muziek baadt in een mystieke sfeer. In zijn instrumentale muziek is dan weer het ‘cantabile’ element sterk aanwezig. Stilistisch evolueert De Vocht van een romantische schrijfwijze naar een impressionistische toonspraak. Zijn benadering van de menselijke stem als ‘instrument’ is het duidelijkst hoorbaar in zijn magnum opus, zijn Symfonie voor groot orkest en koren uit 1932.
De Vocht leeft verder in wat hij ons als componist heeft nagelaten. Kenmerkend zijn een sterke melodische zeggingskracht, de perfecte symbiose van tekst en muziek, zijn zin voor spiritualiteit en verklanking van het absolute, zijn verbondenheid met de levenskracht in de natuur.
Aan u om deze tijdloze muziek hier te ontdekken !

Componist

Lodewijk De Vocht heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten. 
Zijn eerste composities schreef De Vocht al op zijn zestiende (liederen, koorwerken, en de cantate Groeninghe). Hij zou overwegend vocale muziek blijven schrijven, al componeerde hij in het begin van zijn carrière enkele frisse symfonische gedichten, zoals Morgenstemming (1906), Ontwaking (1908), In Ballingschap (1914), Woudgetover (1924), Naar Hoger Licht.
 

 

 

Dirigent

Naast zijn activiteiten als componist bouwde Lodewijk De Vocht ook een grote carrière uit als dirigent. 
Als violist in het orkest van de Maatschappij der Nieuwe Concerten had hij gewerkt onder de leiding van o.a. Gustav Mahler, Richard Strauss, Hans Richter en Felix Weingartner. 
In 1912 volgde hij Emiel Wambach op als kapelmeester van de Antwerpse kathedraal. 
In 1915 werd hij dirigent van het vrouwenkoor van Constance Teichmann en Amanda Schnitzler-Selb, dat hij een jaar later uitbouwde tot het gemengd koor Chorale Caecilia. 
 

Pedagoog

Als Kapelmeester van de Kathedraal (1913-1950) vormde De Vocht een hele generatie knapen.
Zijn pedagogisch inzicht vertaalde hij tevens in talloze koorwerken voor liturgisch gebruik, waarin hij zijn visie op de koorpraktijk onderstreepte.
 

 

 

Componist

Lodewijk De Vocht heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten. 
Zijn eerste composities schreef De Vocht al op zijn zestiende (liederen, koorwerken, en de cantate Groeninghe). Hij zou overwegend vocale muziek blijven schrijven, al componeerde hij in het begin van zijn carrière enkele frisse symfonische gedichten, zoals Morgenstemming (1906), Ontwaking (1908), In Ballingschap (1914), Woudgetover (1924), Naar Hoger Licht.
Later volgen de Serenade voor cello en strijkers (1931) en concerto’s voor viool (1944), cello (1955) en blokfluit (1957). 
Lodewijk De Vochts origineelste composities zijn voor koor bestemd: virtuoze, soms woordloze koorstudies, de Symfonie voor groot orkest en koren (Symphonie pour grand orchestre et choeurs, Korensymfonie) (1932) en vier studies voor gemengd koor. Eveneens voor koor schreef hij heel wat religieuze muziek (Jaarkrans, Cantica, psalmen, Kerstliederen) en cantates (Lofzang aan Antwerpen, Volkenhulde (voor de Wereldtentoonstelling in 1930), Scaldis Aeterna (1966) en het lyrische zangspel Primavera (1962 - 1967). Tenslotte is hij ook de auteur van sololiederen (op teksten van Guido Gezelle, Jozef Simons, August Cuppens, Bert Peleman e.a.), kamermuziek (Trio voor houtblazers, 1955), solowerken voor piano en/of orkest, en gitaarmuziek.
 

Dirigent

Naast zijn activiteiten als componist bouwde Lodewijk De Vocht ook een grote carrière uit als dirigent. 
Als violist in het orkest van de Maatschappij der Nieuwe Concerten had hij gewerkt onder de leiding van o.a. Gustav Mahler, Richard Strauss, Hans Richter en Felix Weingartner. 
In 1912 volgde hij Emiel Wambach op als kapelmeester van de Antwerpse kathedraal. 
In 1915 werd hij dirigent van het vrouwenkoor van Constance Teichmann en Amanda Schnitzler-Selb, dat hij een jaar later uitbouwde tot het gemengd koor Chorale Caecilia. 
In 1921 verving hij Lodewijk Mortelmans als dirigent van de Nieuwe Concerten en in 1935 werd hij dirigent van de Antwerpse conservatoriumconcerten. Het repertoire was breed. Hij had zowel aandacht voor de Nederlandstalige renaissance polyfonie als voor eigentijdse composities van zijn hand en van zijn tijdgenoten Stravinsky, Honegger, Milhaud, Roussel, Bartok, Prokofiev, Ravel.  
Met de Chorale Caecilia bracht hij jaarlijks de Mattheuspassie en samen met het orkest van de Nieuwe Concerten zorgde hij voor baanbrekende uitvoeringen van Les Euménides van Darius Milhaud en Jeanne d’Arc au Bûcher van Arthur Honegger, twee componisten met wie hij nauw samenwerkte. Met een veertigtal uitvoeringen van Jeanne d’Arc, tot in Parijs en op de Hollandfestivals van 1946 en 1947 toe, zou hij de belangrijkste verdediger van dit werk worden. In 1943 zette hij Honeggers meesterwerk ook op LP voor His Master’s Voice en in 1960 dirigeerde hij het werk in een rechtstreekse Eurovisie-uitzending.
In talrijke getuigenissen lezen we dat concerten onder zijn leiding onvergetelijke ervaringen waren.
 

Pedagoog

Als Kapelmeester van de Kathedraal (1913-1950) vormde De Vocht een hele generatie knapen.
Zijn pedagogisch inzicht vertaalde hij tevens in talloze koorwerken voor liturgisch gebruik, waarin hij zijn visie op de koorpraktijk onderstreepte.
In 1921 werd De Vocht aan het Antwerpse Conservatorium aangesteld als harmonieleraar in opvolging van Edward Verheyden. In die functie gaf hij les aan o.a. Daniël Sternefeld, Jef Maes en André Cluytens. Vier jaar later werd hij ook verantwoordelijk voor de orkestklas. In 1944 tenslotte werd hij directeur van het Conservatorium. 

Als pedagoog engageerde De Vocht zich uitdrukkelijk voor de jonge generatie. Hij was oprichter van Jeugd en Muziek Antwerpen en directeur bij de Muziekkapel van Koningin Elisabeth.
 

Het Lodewijk De Vochtfonds stelt een groot deel van partituren van De Vocht digitaal ter beschikking voor uitvoering.